Musicus (dirigent, arrangeur en cellist)

Categorie: Muziek – algemeen

15 tips om je dirigent te pesten

  • Wees nooit tevreden met begintoon. Als de dirigent een toonfluitje gebruikt dring dan aan op je voorkeur voor de piano – en omgekeerd.
  • Klaag over de temperatuur in de repetitieruimte, het licht, het gebrek aan ruimte, of de inrichting. Het beste is om dit te doen als de dirigent onder druk staat.
  • Begraaf vóór een belangrijke inzet je hoofd in de bladmuziek!
  • Vraag om een nieuwe auditie of om een andere zitplaats. Geef de indruk om anders op te stappen. Laat de dirigent weten dat jij er bent als een persoonlijke gunst.
  • Maak luid je keel schoon tijdens de rusten (tenoren zijn al vanaf hun geboorte hierop getraind). Rustige instrumentale tussenspelen zijn een goed moment om je neus te snuiten.
  • Vraag aan de dirigent, lang nadat je passage is geweest, of je lage C goed was. Dit is vooral effectief als er geen lage C op dat moment gezongen hoefde te worden.
  • Wacht tot ver in de repetitie om de dirigent te laten weten dat je geen muziek bij je hebt.
  • Kijk regelmatig op je horloge. Schud er af en toe met veel ongeloof mee.
  • Wanneer het mogelijk is zing dan ofwel je partij een octaaf hoger of lager dan is genoteerd. Dit is ook een uitstekende gehoortraining voor de dirigent. Als hij het hoort, ontken dan heftig en zeg dat hij de boventonen hoort.
  • Zeg tegen de dirigent “ik kan uw slag niet goed volgen”. Dirigenten zijn altijd zeer gevoelig over hun slagtechniek, dus zeg het regelmatig.
  • Als je in een taal zingt waarmee de dirigent niet goed bekend mee is, stel hem dan zoveel mogelijk vragen over de betekenis van de individuele woorden. Zeg af en toe een woord tweemaal en vraag naar de voorkeursuitspraak, zeg het beide keren op precies dezelfde wijze. Als hij opmerkt dat het hetzelfde is geef dan een blik van volslagen onbegrip en mompel iets over de subtiliteiten van stembuiging.
  • Vraag de dirigent of hij heeft geluisterd naar de CD-opname van Bernstein van het stuk wat je repeteert. Implicerend dat hij hiervan nog wel een paar dingen kan leren. Ook een goede vraag is: ‘Is dit de eerste keer dat u dit stuk dirigeert?’
  • Als je frasering anders is dan wat de anderen zingen op dezelfde plaats, blijf dan bij je standpunt. Vraag de dirigent niet over wat correct is voordat je op het podium staat vlak voor het concert.
  •  Denk er aan – zachter betekent langzamer!
  •  Tijdens een lange en heel belangrijke rust, ofwel houdt de noot daarvoor een seconde te lang aan of zet één tel eerder in dan de rust over is.

Een muziekinstrument kiezen

In de tijd dat ik directeur van een muziekschool was kwamen er regelmatig aanmeldingen binnen voor les op een instrument. Het was gebruikelijk om dan te kijken of er bij een docent nog plaats was en zo ja, dan kon de leerling beginnen.
De vraag waarom die leerling voor dat instrument koos werd eigenlijk nauwelijks gesteld en als die wel werd gesteld kreeg je vaak antwoorden als: ‘We hebben thuis al een piano staan’ of: ‘mijn tante speelt ook dwarsfluit’ of: ‘dat lijkt me wel leuk’.

Er werd eigenlijk nooit gekeken naar fysieke en mentale aanleg voor de betreffende keuze. Vaak met gevolg dat de leerling er na één of twee jaar al mee stopte.
Zo’n 50% van de leerlingen stopt na één jaar les, deels door verkeerde instrumentkeuze maar ook doordat het met de docent niet optimaal klikte. Dat betekent niet alleen tijdverlies, het opnieuw moeten beginnen op een ander type instrument kan ook ontmoedigend werken.


Ik pleit er dan ook voor dat docenten, voordat ze beginnen, eerst eens goed kijken naar de muzikale, fysieke en mentale aanleg, en als die niet passen bij het gekozen instrument, deze leerling doorverwijzen naar een collega.

Maar ja, dan moet je natuurlijk wel enigszins weten bij welke instrumentkeuze bepaalde fysieke en mentale eigenschappen min of meer nodig zijn. Vraag je collega’s er eens naar. Ik heb weleens begrepen dat iemand met een brede mondstand heeft beter klarinet of saxofoon kan gaan spelen dan hobo of fagot.
Ooit had ik een matige violist in het orkest. Ik heb geadviseerd om het eens te proberen op een altviool. Hij is zelfs professioneel altviolist geworden!

Een prima hulpmiddel daarbij is het boekje ‘Welk instrument past bij mijn kind‘ van Atarah Ben-Tovim. In dat boekje vind je ook enkele vragenlijsten waardoor je je een beeld kunt vormen van de instrumenten waarvoor je mogelijk wilt kiezen, gezien de muzikale, fysieke en mentale eigenschappen die je daarvoor nodig hebt.

Niet zelden ook spelen de kosten van aanschaf van het instrument een grote rol mee in de keuze, begrijpelijk maar ook jammer. Heel vaak kun je een instrument ook voor een aantal maanden tot een jaar te huren, al dan niet via de muziekschool(docent) of een muziekwinkel.

Kijk overigens uit met het kopen van een z.g. studie-instrument.
Ik heb vele briefjes op het prikbord zien hangen met de tekst:

‘Aangeboden een studiepiano, GRATIS AF TE HALEN!’
Ja, ja, vooral dat laatste zegt al veel!
Vaak plakte ik daar dan een briefje bij met de tekst:

‘Studiepiano’s bestaan niet, er bestaan goede en slechte piano’s en een studiepiano behoort bijna altijd tot de laatste categorie!

Waarom zou je het muziekplezier laten bederven door een piano die een halve toon te laag staat en nog nauwelijks valt te stemmen of een klarinet die bijna uit elkaar valt of waarvan de kleppen niet goed sluiten als je probeert te spelen.

Bezint eer ge begint!

© 2024 John Damsma

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑